Gepubliceerd op 02-11-2017

slaan

betekenis & definitie

slaan - Werkwoord
1. (ov) een klap uitdelen; met de arm of een vastgehouden voorwerp een snelle, rakende beweging maken
Hij sloeg hem met de vuist op de kin.
2. het voorbrengen van geluid door ergens op te slaan
De klok heeft al vier uur geslagen.
3. ergatief ergens plotseling mee beginnen
Het paard sloeg op hol.
4. (spel) een stuk van de tegenstander door een bepaalde zet uitschakelen

Synoniemen
[1] meppen

Verwante begrippen
trappen