Gepubliceerd op 04-12-2017

onvoorwaardelijk

betekenis & definitie

onvoorwaardelijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. zonder uitzondering, zonder clausule, zonder beperkingen
Hij had onvoorwaardelijke trouw aan de koning gezworen.
Hij had een onvoorwaardelijk vertrouwen in zijn dokter.

Woordherkomst
afgeleid van voorwaarde met het voorvoegsel on- met het achtervoegsel -lijk

Synoniemen
absoluut, volledig, blindelings