nood - Zelfstandignaamwoord
1. levensbedreigende situatie waaruit men zichzelf niet meer kan redden en onmiddellijke hulp vereist is
♢ De passagiers van het in nood verkerende schip konden allen gered worden.
2. gebrek, een tekort aan iets
♢ In het journaal van de VRT werd gezegd dat er nood is aan parkeerplaatsen.
3. tijdelijk ongemak
♢ De stroomvoorziening is uitgevallen, geen nood, we behelpen ons wel met olielampen.
nood - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van noden
♢ Ik nood
2. gebiedende wijs van noden
♢ nood!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van noden
♢ nood je?
Synoniemen
[1] levensgevaar, onheil
[2] behoefte, gebrek
[3] storing
Verwante begrippen
nodig, angst, armoe, ellende, gevaar, misère, narigheid, noodzaak, onraad, perikel, schamelheid, vertwijfeling, [1] calamiteit, natuurramp, onheil, overmacht, ramp, rampspoed, [2] schaarste, [3] panne, pech, storing
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: