Gepubliceerd op 04-12-2017

nadrukkelijk

betekenis & definitie

nadrukkelijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. met klem, met na druk, duidelijk, met ernst.
Ondanks nadrukkelijke waarschuwingen door zijn arts bleef de benauwde man maar doorgaan met roken.
'Ik hoorde een geluidje en dacht: Daar is Jens,' herhaalde ze op een gek-mens-ben-ik-toch-toon met Drents accent. Vervolgens boog ze haar hoofd tussen de struiken langs de erfafscheiding en richtte zich nadrukkelijk tot mij. 'Maar ik vind het niet erg dat jij het bent, hoor.'

Woordherkomst
afgeleid van nadruk (stam van het werkwoord nadrukken) met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-

Antoniemen
onnadrukkelijk

Verwante begrippen
veelbetekenend