Gepubliceerd op 04-12-2017

moes

betekenis & definitie

moes - Zelfstandignaamwoord
1. (voeding) fijngehakte of fijngekookte groente of vruchten
2. (verouderd) aanduiding van planten waarvan voedsel bereid kan worden

moes - Zelfstandignaamwoord
1. (spreektaal) (koosnaam) moeder, moe, mama
Kijk, dáár, dáár was de achtergalerij, en dáár stond het bankje waar moes - zo duidde ze zichzelf altijd aan - zat te lezen en haar eerste verhalen neerschreef.

moes - Bijvoeglijk naamwoord
1. paritief van de stellende trap van moe
Zijn houding had iets heel moes, wat na al die vergeefse pogingen wel begrijpelijk was.
Hij hijgde van inspanning en er was zoo iets moes en pijnlijks in 't fronsen van z'n wenkbrauwen, dat Vos 'n gevoel van medelijden kreeg.

moes - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moezen
♢ Ik moes
2. gebiedende wijs van moezen
moes!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moezen
moes je?
4. (spreektaal) moest
Hij riep dat ik m'n best moes doen.

Woordherkomst
van het Middelnederlandse woord moes, cognaat met Duits Gemüse

Verwante begrippen
[1] bowl, brij, compote, pap, puree