moes - Zelfstandignaamwoord
1. (voeding) fijngehakte of fijngekookte groente of vruchten
2. (verouderd) aanduiding van planten waarvan voedsel bereid kan worden
moes - Zelfstandignaamwoord
1. (spreektaal) (koosnaam) moeder, moe, mama
♢ Kijk, dáár, dáár was de achtergalerij, en dáár stond het bankje waar moes - zo duidde ze zichzelf altijd aan - zat te lezen en haar eerste verhalen neerschreef.
moes - Bijvoeglijk naamwoord
1. paritief van de stellende trap van moe
♢ Zijn houding had iets heel moes, wat na al die vergeefse pogingen wel begrijpelijk was.
♢ Hij hijgde van inspanning en er was zoo iets moes en pijnlijks in 't fronsen van z'n wenkbrauwen, dat Vos 'n gevoel van medelijden kreeg.
moes - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moezen
♢ Ik moes
2. gebiedende wijs van moezen
♢ moes!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moezen
♢ moes je?
4. (spreektaal) moest
♢ Hij riep dat ik m'n best moes doen.
Woordherkomst
van het Middelnederlandse woord moes, cognaat met Duits Gemüse
Verwante begrippen
[1] bowl, brij, compote, pap, puree
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: