lens - Zelfstandignaamwoord
1. (optica) een geslepen stuk transparant materiaal dat lichtstralen breekt
2. (fotografie) een stelsel van lenzen(1) of lensdelen dat op een camera zit zodat er een scherp beeld op de film of CCD wordt geprojecteerd
♢ Met welke lens ga je die foto nemen?
3. (optica) een zeer kleine glazen of kunststof lens(1) die men direct op de oogbol plaatst ter vervanging van een bril.
♢ Lenzen staan je veel beter dan een bril!
4. (verouderd) een langgerekt wapen waarmee walvissen doorstoken werden
5. (anatomie) deel van het oog dat de lichtstralen breekt
6. pen, spie
lens - Bijvoeglijk naamwoord
1. lek, lam
2. leeg
♢ Als je niet normaal doet, dan sla ik je lens.
lens - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lensen
♢ Ik lens
2. gebiedende wijs van lensen
♢ lens!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lensen
♢ lens je?
lens - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lenzen
♢ Ik lens
2. gebiedende wijs van lenzen
♢ lens!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lenzen
♢ lens je?
Woordherkomst
mogelijk via het Engelse woord lens van lens "linze", vanwege de overeenkomst in vorm
Synoniemen
[2] objectief
[3] contactlens
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: