laagte - Zelfstandignaamwoord
1. plaats die minder hoog ligt dan zijn omgeving
♢ Binnendijks ontstond enige bebouwing rond de in de laagte achter de dijk gelegen kerk.
2. (muziek) een of meer tonen met een kleine frequentie
♢ Romie Esteves (Rosina) paart zwoele laagte aan heldere hoogte.
3. geringe hoogte, niet hoog of verheven zijn als eigenschap
♢ Ik zie dat mijn mooie park, dat eens zo goed onderhouden was, als meest genoeglijke van de wereld, nu vervallen is tot schandelijke laagte.
Woordherkomst
afgeleid van laag (bijvoeglijk naamwoord) met het achtervoegsel -te
Antoniemen
hoogte
Gepubliceerd op 04-12-2017
laagte
betekenis & definitie