krioelen - Werkwoord
1. in grote aantallen willekeurig door elkaar heen bewegen
♢ (…) de talrijke wandelaars krioelen in hun bonte kledij dooreen en overal is gezang, gedans, gejuich.
2. vol zijn, druk zijn
♢ De straten krioelen hier van de toeristen.
♢ Het krioelde hier van de mieren.
Woordherkomst
van het Middelnederlandse woord crielen, mogelijk weer van het Friese woord kriuwelje "kriebelen"
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: