kring - Zelfstandignaamwoord
1. een ronde figuur zoals een cirkel
♢ Kinderen, ga maar in een kring staan!
2. een gemeenschap van mensen die met elkaar omgaan
♢ Dat is in deze kringen niet gebruikelijk.
3. een ronde vlek op een tafelblad ontstaan doordat er een nat glas op gestaan heeft
♢ Hier, gebruik een bierviltje, anders heb je kringen.
kring - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kringen
♢ Ik kring
2. gebiedende wijs van kringen
♢ kring!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kringen
♢ kring je?
Verwante begrippen
[1] krans, [2] genootschap, gezelschap, krans, sociëteit, vereniging
Gepubliceerd op 04-12-2017
kring
betekenis & definitie