Gepubliceerd op 04-12-2017

kabel

betekenis & definitie

kabel - Zelfstandignaamwoord
1. (techniek) lijn van 3 tot 6 ineengedraaide touwen van hennep, kunststof, staal of ander materiaal
2. (scheepvaart) kabel om het schip vast te leggen
3. (elektrotechniek) is een samenstel van twee of meer geïsoleerde elektrische leidingen, met een gezamenlijke mantel

Woordherkomst
Afkomstig via het Frans van het Latijnse zelfstandige naamwoord capulum (= touw), dat van het Latijnse werkwoord capere (= grijpen, pakken) komt

Synoniemen
[2] tros, kabeltros, scheepstros, sleeptros

Zie ook
kabaal, kabal, Kabel