Gepubliceerd op 04-12-2017

kaars

betekenis & definitie

kaars - Zelfstandignaamwoord
1. een staaf of klomp van brandbaar materiaal met een lont
Vroeger had men 's nachts slechts kaarsen als verlichting.
2. (natuurkunde), (eenheid), (verouderd) oude eenheid van lichtsterkte (de zg. normaalkaars, thans candela)
De winkelier zei dat deze lamp een lichtsterkte heeft van 30 cd, vroeger zou men zeggen: "een lamp van 30 kaars.".

Verwante begrippen
IK (2), HK (2)