Gepubliceerd op 04-12-2017

janhagel

betekenis & definitie

janhagel - Zelfstandignaamwoord
1. (voeding) een rechthoekig, broos koekje, bedekt met grove suiker (de 'hagel') en eventueel amandelschaafsel
Op de markt had ik een zak met heerlijke janhagel gekocht.

janhagel - Zelfstandignaamwoord
1. (pejoratief) gespuis, gepeupel
Alsof het een ongeschreven gemeentevoorschrift was, bevonden de meeste nachtclubs en kroegen van Ada zich aan de rand van de stad, zodat het janhagel en de rottigheid die het uithaalde een eind bij de nettere burgers vandaan bleven.

Woordherkomst
samenstelling van Jan en hagel