Gepubliceerd op 04-12-2017

jacht

betekenis & definitie

jacht - Zelfstandignaamwoord
1. (f)/(m) het achtervolgen van wild
Liefhebbers van de jacht op groot wild hadden vaak als eersten oog voor het belang van natuurbescherming.
2. (f)/(m) (figuurlijk) het achtervolgen van misdadigers door de politie
3. (n) (scheepvaart) een snel vaartuig
1. (verouderd) een snel bewapend vaartuig voor verkenning
2. een sportvaartuig
3. een pleziervaartuig
Te Vlissingen lag er een jachtje bereid om naar Oost-Indië te varen.
Op de voorplecht stond er een cupido die er speelde op zijn vergulde snaren.


jacht - Werkwoord
1. enkelvoud tegenwoordige tijd van jachten
2. gebiedenwijs van jachten

Woordherkomst
Naamwoord van handeling van jagen (met het achtervoegsel -t).

Uitdrukkingen en gezegden
♦ num=2
de jacht naar de moordenaar|het verzoek door de politie, een moordenaar te vinden en te arresteren

Synoniemen
[1] jagen