Gepubliceerd op 04-12-2017

huizenhoog

betekenis & definitie

huizenhoog - Bijvoeglijk naamwoord
1. heel erg groot
LAKSE BUI? Leidt tot huizenhoge stapels.
De belspelletjes leverden de loterij goud geld op. Maar Herman kijkt evenwel met gemengde gevoelens terug op de Callfactory: 'Er was altijd strijd.' De KPN pikte 45 cent van iedere gulden in. Dat vonden de anderen te veel. Van den Ende op zijn beurt declareerde huizenhoge productiekosten. De Callfactory had namelijk eigen tv-programma's waarin betaald inbellen werd gestimuleerd met discussievragen en quizjes. Die werden door Van den Ende geproduceerd.

Woordherkomst
samenstelling van huis en hoog met het invoegsel -en-

Uitdrukkingen en gezegden
♦ ergens huizenhoog tegenop zien
ergens bang voor zijn
huizenhoog favoriet zijn
als iedereen denkt dat de favoriet met grote zekerheid zal winnen

Synoniemen
metershoog, torenhoog, gigantisch, reusachtig