Gepubliceerd op 04-12-2017

houden

betekenis & definitie

houden - Werkwoord
1. (ov) niet laten varen, het bezit ervan niet verliezen
Hij hield het huis, maar zij kreeg de kinderen bij de echtscheiding.
2. huisdieren verzorgen
Piet hield kleurkanaries.
3. het ~ met een verhouding hebben met iemand
Hij hield het met zijn dienstmeid.
4. ~ van liefhebben, liefde voelen voor iemand
Hij hield heel veel van haar.
5. het ~ op concluderen tot iets
De politie hield het op een inbraak, maar later bleek dit onjuist.
6. (refl) zich ~: de schijn aannemen van wat genoemd wordt

Woordherkomst
Afkomstig van *holden old => oud met verlies van de l in de tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord

Synoniemen
[1] bestendigen, continueren, doorgaan, voortduren