Gepubliceerd op 04-12-2017

hevel

betekenis & definitie

hevel - Zelfstandignaamwoord
1. (verouderd) gist, zuurdeeg
Hevel, ofte hef-deegh, Leave, or sowre dow.
2. een geheel met vloeistof gevulde pijp of slang waarvan het ene einde lager gehouden wordt dan de andere, waardoor vloeistof van de laatste mond naar de eerste stroomt
Met een hevel kun je gemakkelijk water uit een aquarium verwijderen.

hevel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hevelen
♢ Ik hevel
2. gebiedende wijs van hevelen
hevel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hevelen
hevel je?

Woordherkomst
[1] verwant aan heffen, doen rijzen
[2] instrument waarmee men hevelen|hevelt [1722; Ten Kate ]