Gepubliceerd op 04-12-2017

gijzelaar

betekenis & definitie

gijzelaar - Zelfstandignaamwoord
1. een veelal onschuldig persoon die tegen de eigen wil door een gijzelnemer gevangen wordt gehouden en die bedreigd wordt met het doel iets van derden gedaan te krijgen
Voor die gijzelaar werd het gevraagde losgeld betaald.
2. (geschiedenis) persoon die aan de tegenpartij wordt uitgeleverd en er met zijn leven voor instaat dat afspraken zullen worden nagekomen
Dat Tassilo op zijn beurt zijn neef Karel niet helemaal vertrouwde, blijkt uit het feit dat hij niet van plan was zonder garanties te komen. Pas na overdracht van twaalf Karolingische gijzelaars was hij bereid om de rijksdag in Worms bij te wonen.

Woordherkomst
van Middelnederlands giselare dat is afgeleid van Middelnederlandse zelfstandige naamwoord gisel met het achtervoegsel -aar, dus niet van het werkwoord gijzelen

Synoniemen
gegijzelde

Verwante begrippen
gijzelen, gijzelhouder, gijzeling, gijzelnemer, gijzelneming