Gepubliceerd op 04-12-2017

gezicht

betekenis & definitie

gezicht - Zelfstandignaamwoord
1. (anatomie) de voorkant van een menselijk hoofd
De neus, de mond en de ogen zijn delen van het gezicht.
2. het vermogen om te kunnen te zien
Zijn gezicht ging achteruit en daarom moest hij een bril gaan dragen.
3. dat wat men ziet, een landschap
Van op die bergtop zie je een mooi gezicht.

gezicht - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van zichten

Uitdrukkingen en gezegden
♦ num=1
recht in het gezicht kijken|de ander aankijken, in de ogen kijken
♦ num=1
recht in het gezicht zeggen|een mening openlijk aan een aanwezige meedelen
♦ num=2
op het eerste gezicht|vluchtig bezien, oppervlakkig bekeken
♦ num=2
het tweede gezicht|helderziendheid, voor anderen verborgen beelden kunnen zien
♦ num=3
in het (ge)zicht komen|met het oog waarneembaar worden
♦ num=3
een mooi gezicht|een gelaat met goede verhoudingen en regelmatige trekken
♦ num=3
dat is geen gezicht|een onaangenaam tafereel

Synoniemen
[1] gelaat

Verwante begrippen
[1] bakkes, plaat, ponem, smoel, tronie, [2] gehoor, reuk, smaak, [3] aanblik, beeld, tafereel, oog, ogenschouw, waarneming