Gepubliceerd op 04-12-2017

geouwehoer

betekenis & definitie

geouwehoer - Zelfstandignaamwoord
1. zeurende en klagende onzin
Al dat slappe geouwehoer op de TV ben ik helemaal zat.

Woordherkomst
Naamwoord van handeling van ouwehoeren met het voorvoegsel ge-

Synoniemen
geklets, gezeur, gezanik, gezwets, onzin