Gepubliceerd op 04-12-2017

genet

betekenis & definitie

genet - Zelfstandignaamwoord
1. (n) (zoogdieren) een klein soort Spaans paard
Het paart, dat met briessen het spaansch genet uittart.
2. (f) (zoogdieren) Genetta genetta een klein roofdier uit de familie der civetkatachtigen (Viverridae)
's Avonds ben ik op een autosafari door het park geweest en heb onder andere een genet in een boom gezien; de ogen reflecteerden de lichtbundel van onze schijnwerper bijzonder sterk.

genet - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van netten

Woordherkomst
[1] Via (S) ghenet, van (S) genet <(S) jinete <(S) zanāta: een Berberse ruiterstam
[2] <(S) genette <(S) gineta <(S) ğarnait

Synoniemen
[2]: genetkat