Gepubliceerd op 14-11-2017

falen

betekenis & definitie

falen - Werkwoord
1. (inerg) het doel dat men zich stellen|gesteld had niet bereiken
Zij falen in hun opzet.

Synoniemen
feilen
ergens niet veel van terechtbrengen
er niet veel van maken
het erbij laten zittten
het laten afweten
in gebreke blijven
niet thuis geven
tekort schieten
in verzuim zijn
niet over de lat komen

Antoniemen
slagen

Verwante begrippen
(geheel falen in bijzijn van publiek) afgaan, door een zijdeur afgaan, een gek figuur slaan, zijn gezicht verliezen, zich blameren, (financieel falen) de boot ingaan, (door een probleem) struikelen over, uitglijden over, (van een regering) vallen, ten val komen, (in een competitie of strijd) verliezen, onderuitgaan, aan het kortste eind trekken, het afleggen tegen iemand, het onderspit delven, het veld moeten ruimen voor iemand, zijn meerdere moeten erkennen in iemand, het loodje leggen, zich laten inpakken, de duimen leggen