Gepubliceerd op 14-11-2017

façade

betekenis & definitie

façade - Zelfstandignaamwoord
1. de zichtbare buitenmuur van een gebouw, specifiek die aan de voorkant
De façades van woonhuizen zijn in de loop der eeuwen geëvolueerd.
2. (dysfemisme) het gezicht
"Als je nu niet binnen de tien seconden uit mijn ogen bent, zal ik je façade ook vertimmeren", tierde de stiefvader.
3. valse schijn
De hele onderneming was slechts een façade.

Woordherkomst
Leenwoord uit het Frans, op zijn beurt afkomstig van het Italiaanse facciata dat weer van het Latijnse facies (gezicht) afkomstig is.

Synoniemen
[1] gevel, voorgevel
[2] facie, smoel