Gepubliceerd op 14-11-2017

ezel

betekenis & definitie

ezel - Zelfstandignaamwoord
1. (zoogdieren) Equus asinus, paardachtig dier met lange oren
De ezel was continu aan het balken.
2. (scheldwoord) domkop
Je bent een ezel omdat je de sleutel bent verloren.
3. (gereedschap) (schilderkunst) steunmeubel, schildersezel
De schilder had het doek op zijn ezel gezet.
4. (techniek) de voorste hanger van een windmolen waaraan de vangbalk vooraan met een scharnierpunt vastzit

ezel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ezelen
♢ Ik ezel
2. gebiedende wijs van ezelen
ezel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ezelen
ezel je?

Uitdrukkingen en gezegden
♦ De jongste ezel moet het pak dragen
de jongste moet de vervelende klusjes opknappen
♦ Een ezel stoot zich in het algemeen geen tweemaal aan dezelfde steen
wanneer iemand een fout heeft gemaakt past diegene er meestal voor op diezelfde fout nog eens te maken
♦ Een schop van een ezel kunnen verdragen
je moet het aankunnen dat iemand zonder verstand van zaken kritiek geeft
♦ Van de bok op de ezel gaan
snel van onderwerp wisselen zonder rode draad
♦ Van de os op de ezel springen
steeds van onderwerp veranderen
♦ Zolang de ezel zakken draagt, heeft de mulder hem lief


Synoniemen
[1] grauwtje
[2] sufferd, oen, onbenul, rund, stommeling, uilskuiken, oelewapper, minkukel

Verwante begrippen
[1] balken, ezelin, ia, muildier, muilezel, vervoermiddel