Gepubliceerd op 14-11-2017

erin

betekenis & definitie

erin - Voornaamwoordelijk bijwoord
(scheidbaar)
1. persoonlijk: *in+het, in+ze:
Het zat erin verstopt''.
Er zat iets in verstopt''.

Woordherkomst
samenstelling van er en in

Uitdrukkingen en gezegden
♦ De klad erin brengen
Het slechter gaan
♦ De sokken erin zetten
vluchten