ene - Hoofdtelwoord
1. vorm van één om dit aantal te benadrukken
♢ Vijf keer terugkomen voor de lol van de ploerten en dan wee van de narigheid naar huis met ene gulden dertig.
♢ Wonderbaarlijk genoeg deed ze alles af op haar ene been.
2. vorm van één soms gebruikt bij ritmisch aftellen
♢ Daar gaat ie dan, ene.. tweeë.. drie!
ene - Bijvoeglijk naamwoord
1. gebruikt in tegenstelling tot ander
♢ De ene man doet het wel, de ander niet.
2. gebruikt om een eenzame uitzondering aan te geven
♢ Die ene keer dat je je vergiste zal je heus niet aangerekend worden.
ene - Lidwoord
1. benadrukte vorm van een gebruikt voor een persoonsnaam om aan te geven dat die niet bekend is; soms licht misprijzend bedoeld
♢ Ene meneer Jansen schijnt daarover bezwaar gemaakt te hebben.
2. (verouderd) verbogen vorm van een (nominatief enkelvoud vrouwelijk)
♢ Zodanig ene onderneming vordert zekerlyk ene weldoorknede beoefening der Kerklyke Geschiedenissen, (...)
3. (verouderd) verbogen vorm van een (accusatief enkelvoud vrouwelijk)
♢ Ik heb voor enigen tyd, by ene noodzaekelyke verandering van Domestiken, enen knegt gehuurd, die van Frederikstad(*) gekomen is met loflyke getuigenissen van een braef en stil jongman te zyn, (...)
ene - Onbepaald voornaamwoord
1. de bedoelde persoon ken je niet
♢ Ene Jansen belde vanmorgen op om een afspraak te maken.
ene - Bijvoeglijk naamwoord
1. verbogen vorm van de stellende trap van één
Uitdrukkingen en gezegden
♦ geen ene moer
helemaal niets
♦ Als de ene hand de ander wast worden ze allebei schoon.
wanneer je samenwerkt en elkaar helpt, is hetgeen gebeuren moet sneller gedaan
♦ De ene dienst is de andere waard.
wanneer iemand helpt, doet men graag iets terug
♦ Het ene gat met het andere stoppen
het slecht beheren van geld door met de ene schuld de andere af te lossen
♦ Het ene oor in, het andere weer uit.
iets (een raad e.d.) wel horen maar het vervolgens meteen weer vergeten; gezegd van hardleerse personen aan wie hetzelfde steeds weer opnieuw moet worden verteld
♦ Het ene woord haalt het andere uit.
als de ene persoon een grote mond opzet, krijgt die dat van de ander terug
Gepubliceerd op 14-11-2017
ene
betekenis & definitie