Gepubliceerd op 14-11-2017

ei

betekenis & definitie

ei - Zelfstandignaamwoord
1. (voeding) dierlijk voedingsmiddel voor de mens in een schaal.
Ik lust wel een lekker zachtgekookt eitje.
2. (biologie) de vrouwelijke kiemcel die met de mannelijke samensmelt voor de voortplanting.
Het eitje komt vrij bij de eisprong.
3. (planten) de haploïde cel in de zaadknop.
4. (biologie) ovaal voorwerp met harde schaal waarin een kuikentje groeit

ei! - Tussenwerpsel
1. (verouderd) uitroep van verbazing oei, o!
"Ei, ei!" riep hij op een' spottenden toon uit, "wildet gij dan, dat het nijmphen, of godinnen waren, of toovergodinnen, zoo als gij ze noemt?"

Uitdrukkingen en gezegden
ei zo na
op een haartje na, bijna

Synoniemen
[2] eicel