dwars - Bijvoeglijk naamwoord
1. in de breedterichting
♢ Schouderbinnenwaarts is dus eigenlijk iets dwarser dan schoudervoor.
2. geneigd medewerking te weigeren
♢ In maanden die volgden werd Daantje steeds dwarser en dwarser.
3. ergens helemaal doorheen dus ook door het midden
♢ De weg liep dwars door het park heen.
dwars - Bijwoord
1. in de breedterichting
♢ Dwars door de sloot lag een omgevallen knotwilg.
2. ~ liggen: niet meewerken, tegenstand bieden
♢ Het voorstel kreeg veel bijval, maar er lagen twee landen dwars.
3. iemand iets ~ zitten: een wrok koesteren over iets
♢ Het zat hem dwars dat hij daarvan valselijk beschuldigd werd.
Woordherkomst
(erfwoord) afkomstig van:
Middelnederlands: dwers
::Germaans *thwerkaz
:::Veranderd o.i.v *thwer- «draaien»
::::Indo-Europees: *twork-/*twerk- «verstrengelen, wringen»
Uitdrukkingen en gezegden
♦ num=1
De wind is achterlijker dan dwars (zeilterm)|De wind komt schuin van achteren
Synoniemen
haaks
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: