Gepubliceerd op 13-11-2017

doorgaan

betekenis & definitie

dóórgaan - Werkwoord
1. (inerg) ~ met: niet stoppen, blijven
Het is altijd nog mogelijk door te gaan.
2. door winst te behalen verder kunnen gaan.
Het land ging door nadat ze twee keer hadden gewonnen.
3. plaatsvinden ondanks voorafgaande twijfel
De voetbalwedstrijd gaat ondanks het slechte weer toch door.
4. (België) plaatsvinden
De opening gaat door op 27 juli.

doorgáán - Werkwoord
1. (ov) doorstaan, zien vol te houden.
Hij moest de operatie doorgáán zonder verdoving.

doorgaan - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van doorgaan

Woordherkomst
voltooid deelwoord van doorgaan

Uitdrukkingen en gezegden
♦ Onder het juk moeten doorgaan
zich aan andermans macht moeten onderwerpen

Synoniemen
[2] volhouden

Antoniemen
[1] stoppen