doof - Bijvoeglijk naamwoord
1. niet of minder goed tot horen in staat zijn
♢ De dove man kon nog een prima leven leiden.
doof - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doven
♢ Ik doof
2. gebiedende wijs van doven
♢ doof!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doven
♢ doof je?
Uitdrukkingen en gezegden
♦ zich doof houden
iets niet willen horen
♦ horende doof zijn
niet luisteren
♦ zich oostindisch doof houden
niet willen luisteren
♦ zo doof als een kwartel
heel erg doof
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: