dol - Bijvoeglijk naamwoord
1. onzinnig
♢ Het was een dol plan, maar het was wel erg gezellig.
2. gek, krankzinnig
♢ Dol van de pijn rende hij naar buiten.
3. agressief door besmetting met rabiës
♢ Kijk uit, die hond is dol!
4. verrukt, verzot (alleen predicatief)
♢ Beren zijn dol op honing
5. (van schroefdraad) zonder grip
♢ Hij gebruikte teveel kracht en draaide zo de schroef dol.
dol - Zelfstandignaamwoord
1. (scheepvaart) een metalen pin waarop een roeispaan kan draaien
2. (scheepvaart) een U-vormig steunpunt waarin een roeispaan rust
dol - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dollen
♢ Ik dol
2. gebiedende wijs van dollen
♢ dol!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dollen
♢ dol je?
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: