Gepubliceerd op 03-10-2017

den

betekenis & definitie

den - Zelfstandignaamwoord
1. (plantkunde) Pinus soort naaldboom
    ♢ O dennenboom! O dennenboom! wat zijn je takken wonderschoon.
den - Lidwoord
1. (in vaste uitdrukkingen) accusatief en datief enkelvoud mannelijk en onzijdig (de, het) arch.
    ♢ Op den duur.
2. (in Zuid-Nederlandse spreektaal) enkelvoudig mannelijk bepaald lidwoord wanneer eropvolgend woord met een klinker of b, d, h of t begint
    ♢ Den Haag.

Synoniemen
[1] pijnboom, dennenboom