Gepubliceerd op 03-10-2017

deerlijk

betekenis & definitie

deerlijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. dat iets vervelend is en pijn doet, deernis wekkend
    ♢ Van Loon praat snel, voor het komisch effect, om daarna te kunnen vertragen, voor het dramatisch effect, maar doet dat zo slordig dat die techniek eerder tegen hem werkt. Ter afwisseling zingt hij liedjes, zoals een knappe Spinvis-pastiche. En een ballade, met als refrein: „Niets is wat het lijkt, het is maar hoe je kijkt.” Dan belooft hij zijn publiek de dubbele bodem die bij Sleutelmoment al te deerlijk ontbreekt.
2. heel erg
    ♢ Veel van de wereld is onzichtbaar of blijft ongezien. Zeker voor de wetenschap. Wie denkt dat de wetenschap alles bestudeert, heeft misschien wel opgelet op school maar vergist zich deerlijk. Onze kennis is beperkt. En daarom zijn stukken zoals deze week over de bladluis zo belangrijk. Pas onverwachte nieuwe kennis maakt duidelijk hoeveel we niet weten.

Woordherkomst
Naamwoord van handeling van deren met het achtervoegsel -lijk

Synoniemen
jammerlijk, bedroevend, vreselijk, ellendig, armzalig,
danig, hevig, zeer, zwaar, enorm