deal - Zelfstandignaamwoord
1. (informeel) overeenkomst, transactie
♢ De wethouder had een deal gemaakt met de vastgoedondernemer.
deal - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dealen
* Ik deal
2. gebiedende wijs van dealen
* deal!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dealen
* deal je?
Woordherkomst
van het Engels
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: