daags - Bijvoeglijk naamwoord
1. dagelijks
♢ tweemaal daags (tweemaal per dag)
2. op de dag
♢ Daags voor de verkiezingen werd de partijleider zenuwachtig voor de uitslag.
3. daags te voren: gisteren
♢ Daags tevoren nam hij nog veel rust om op de dag zelf een goede marathon te kunnen lopen.
Woordherkomst
afgeleid van dag met het achtervoegsel -s (genitief van dag)
Verwante begrippen
alledaags
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: