Gepubliceerd op 03-10-2017

daags

betekenis & definitie

daags - Bijvoeglijk naamwoord
1. dagelijks
    ♢ tweemaal daags (tweemaal per dag)
2. op de dag
    ♢ Daags voor de verkiezingen werd de partijleider zenuwachtig voor de uitslag.
3. daags te voren: gisteren
    ♢ Daags tevoren nam hij nog veel rust om op de dag zelf een goede marathon te kunnen lopen.

Woordherkomst
afgeleid van dag met het achtervoegsel -s (genitief van dag)

Verwante begrippen
alledaags