Gepubliceerd op 10-11-2017

buitenkant

betekenis & definitie

buitenkant - Zelfstandignaamwoord
1. het uitwendige van iets
‘Een jaar geleden hebben mijn vriend en ik een klushuis gekocht. In twee maanden hebben we het woonklaar gemaakt en nu knappen we het in etappes op. De afgelopen winter hadden we lekkage, dus toen waren we daar aardig wat geld aan kwijt. Nu is de buitenkant aan de beurt. We hebben veel gedaan met de hulp van onze vaders, familie en vrienden, maar buiten moet alle verf van de kozijnen en dat is best veel werk, dus dat laten we lekker doen. Al met al ben je steeds grote bedragen kwijt. Zo moest de achterdeur voor 1.195 euro op maat worden gemaakt, wordt dadelijk het balkon vervangen voor 2.200 euro en zijn we voor het schilderwerk aan de buitenkant straks 3.600 euro kwijt.

Woordherkomst
samenstelling van buiten en kant

Synoniemen
buitenzijde, periferie

Antoniemen
binnenzijde, binnenkant

Verwante begrippen
aanblik, aanschijn, rand, randgebied, uiterlijk