brok - Zelfstandignaamwoord
1. een blok met een grillige vorm, stuk van iets groters
♢ Na de sloop van het muur is alle puin afgevoerd, er is geen brok is achtergebleven.
2. een restant van een constructie
♢ Een brok van het neergestorte vliegtuig is in onze tuin gevallen.
brok - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brokken
♢ Ik brok
2. gebiedende wijs van brokken
♢ brok!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brokken
♢ brok je?
Uitdrukkingen en gezegden
♦ een brok in de keel krijgen
emotioneel aangedaan zijn
♦ brokken maken
veel dingen laten mislukken
Synoniemen
brokstuk, klont, kluit, homp, fragment
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: