Gepubliceerd op 10-11-2017

botte

betekenis & definitie

botte - Zelfstandignaamwoord
1. (verouderd) vat, kuip, bak, kan
2. (verouderd) draagmand, gevlochten koffer
3. (verouderd) laars
4. (historisch) werktuig dat werd gebruikt bij het maken van Goudse pijpen

botte - Bijvoeglijk naamwoord
1. verbogen vorm van de stellende trap van bot

botte - Werkwoord
1. enkelvoud verleden tijd van botten
♢Ik botte
♢Jij botte
♢Hij, zij, het botte

Woordherkomst
[zelfstandig naamwoord] van het Middelnederlandse woord botte
[bijvoeglijk naamwoord] bot met de uitgang -e en verdubbeling van de medeklinker om aan te geven dat de o kort blijft
[werkwoord] bot met de uitgang -te