Gepubliceerd op 10-11-2017

bok

betekenis & definitie

bok - Zelfstandignaamwoord
1. (zoogdieren) een mannelijke geit
2. een toestel bij het turnen
3. een mennerszitplaats bij een rijtuig
4. een platform waarop een dirigent voor het orkest staat
5. een zware hijskraan
6. een ondersteuning waarop zware toestellen kunnen geplaatst worden
7. (spel) een speelsteen bij het sjoelen die boven op een andere belandt of anderszins niet vlak op de ondergrond van de bak blijft liggen

bok - Tussenwerpsel
1. een uitroep aan het eind van een zin als iemand met z'n mond vol tanden staat

bok - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bokken
♢ Ik bok
2. gebiedende wijs van bokken
bok!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bokken
bok je?

Uitdrukkingen en gezegden
♦ num=1
een bok schieten|een stommiteit begaan, een flater slaan
♦ num=1
als een bok op een haverkist|ergens (te) snel op reageren
♦ num=1
een geile bok |iemand die erg op seks belust is

Antoniemen
[1] geit