Gepubliceerd op 10-11-2017

boerenzoon

betekenis & definitie

boerenzoon - Zelfstandignaamwoord
1. de zoon van een boer; een jongeling uit de boerenstand
Hij begon bij TCS als boerenzoon, die weigerde in de voetsporen van zijn vader te treden, maar liever computertechniek studeerde. Vanaf de jaren tachtig klom hij snel op. In 1999 wist hij de aandacht van de leiding van Tata op zich te vestigen met het opzetten van een afdeling ‘e-business’, die binnen vijf jaar een omzet van een half miljard dollar opbracht.
Ben Feringa behoort tot de vele boerenzonen die een Nobelprijs kregen. Natuurkundige en journalist Margriet van der Heijden, zelf een ‘boerenkleindochter’, vraagt zich af hoe dat komt.
* boerendochter

Woordherkomst
samenstelling van boer en zoon met het invoegsel -en-