Gepubliceerd op 30-10-2017

bloem

betekenis & definitie

bloem - Zelfstandignaamwoord
1. (plantkunde) een deel van plant met zaden
- Jongens, pas op dat jullie de bloempjes niet vertrappen!
- Als de hommel de bloem nadert, kantelen de haartjes ruwweg in de richting van de bloem, en dat activeert zenuwcellen.
2. fijngemalen poeder, meestal van granen
- Voor dit recept kun je een normaal pastadeeg gebruiken, wat je maakt van 300 gram bloem (geschikt voor pasta) en drie eieren.
3. het beste deel van
- Dit gedicht staat in alle bloemlezingen.
- De studenten zijn de bloem van de natie.

bloem - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bloemen
♢ Ik bloem
2. gebiedende wijs van bloemen
bloem!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bloemen
bloem je?

Woordherkomst
afkomstig van:
Middelnederlands: bloeme
Oudernederlands: bluomo
Germaans: *blōmô

Uitdrukkingen en gezegden
♦ num=1
iemand in de bloemetjes zetten|