bezig - Bijvoeglijk naamwoord
1. aan het werken
♢ Bezig met de afwas.
♢ Ik ben bezig, ik heb het druk, ik ben bezet.
2. altijd aan het werken, vlijtig
♢ Hij is een bezig persoon.
bezig - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezigen
♢ Ik bezig
2. gebiedende wijs van bezigen
♢ bezig!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezigen
♢ bezig je?
Uitdrukkingen en gezegden
♦ [1] bezig zijn
♦ [1] weten waar men mee bezig is
♦ [2] de bezige bij
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: