Gepubliceerd op 10-11-2017

beurs

betekenis & definitie

beurs - Zelfstandignaamwoord
1. (economie), (handel) het beursgebouw waar effecten (waardepapieren) gekocht en verkocht worden
De Amsterdamse beurs was gevestigd aan het Damrak
2. een houder voor munten en biljetten
Hij had zijn beurs in zijn kontzak.
3. (financieel) toelage voor iemand die studeren wil
Kinderen van arme ouders krijgen een beurs van de overheid.
4. (financieel), (handel) tentoonstelling waar producenten in een bepaalde brache, nieuwe producten tonen, of het gebouw waarin zulke tentoonsellingen gehouden kunnen worden
Veel huisvrouwen gaan naar de huishoudbeurs
5. een markt waar de transacties openbaar zijn en waar men financiële instrumenten, goederen of diensten kan aan- en verkopen.
6. (medisch) slijmbeurs (een kleine zakvormige holte gevuld met een visceuze vloeistof, welke dient als stootkussen op plaatsen, waar druk of wrijving bestaat)
Hij had een rood gezwollen knie door een ontsteking van de slijmbeurs voor de knieschijf (bursitis praepatellaris).

beurs - Bijvoeglijk naamwoord
1. overrijp, buikziek
2. beschadigd

Synoniemen
[2] geldbuidel, portemonnee
[3] studiebeurs
[4] jaarbeurs, vakbeurs
[6] slijmbeurs