Gepubliceerd op 30-10-2017

Angelsaksisch

betekenis & definitie

Angelsaksisch - Zelfstandignaamwoord
1. (taal) het Engels zoals het tussen 400 en 1100 werd gesproken en dat de voorloper van het moderne Engels is
Het Angelsaksisch werd een lange tijd gesproken.

Woordherkomst
afgeleid van Angelsaks met het achtervoegsel -isch

Synoniemen
Oudengels