Gepubliceerd op 31-10-2017

afspraak

betekenis & definitie

afspraak - Zelfstandignaamwoord
1. een overeenkomst
Er viel geen afspraak met hem te maken.
2. date
De jongen maakte een afspraakje met het leuke meisje.

Woordherkomst
samenstelling van af en spraak
Naamwoord van handeling van afspreken