Gepubliceerd op 31-10-2017

acuut

betekenis & definitie

acuut - Bijvoeglijk naamwoord
1. plots ontstaan, op korte termijn verlopend, meestal ook spoedeisend ingrijpen vereisend
Gelukkig werd de man met een acute blindedarmontsteking snel geholpen, want hij verging van de pijn.
2. direct
Je moet acuut deze brief posten, want anders kun je ontslagen worden.