aanvoerder - Zelfstandignaamwoord
1. een bevelhebber, een leider
♢ Ajax was de aanvoerder van de competitie. Waarschijnlijk zullen ze kampioen worden.
♢ Hij was de aanvoerder van het team.
Woordherkomst
Naamwoord van handeling van aanvoeren met het achtervoegsel -der
Verwante begrippen
baas, chef, gebieder, hoofd, meerdere, opperhoofd, superieur
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Bronnen
Bronnen: