Gepubliceerd op 31-10-2017

aanstoot

betekenis & definitie

aanstoot - Zelfstandignaamwoord
1. een ergernis veroorzaken, zich aan iets ergeren
Zit toch niet zo'n aanstoot te geven!
Veel mensen nemen aanstoot aan naaktfoto's in de openbare ruimte.
2. een botsing, of iets met een bruuske beweging een zetje geven
De aanstoot van een biljardbal met een keu.

aanstoot - Werkwoord
1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanstoten
♢... dat ik aanstoot
2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanstoten
♢... dat jij aanstoot
3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanstoten
♢... dat hij aanstoot

Woordherkomst
Naamwoord van handeling aanstoten