aanrecht - Zelfstandignaamwoord
1. vaste tafel met kastjes langs keukenwand voor zien van een waterbestendig aanrechtblad
♢ De afwas van gisteren stond nog op het aanrecht.
♢ Het enige recht van de huisvrouw was vroeger het aanrecht.
aanrecht - Werkwoord
1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrechten
♢... dat ik aanrecht
2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrechten
♢... dat jij aanrecht
3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrechten
♢... dat hij aanrecht
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: