Gepubliceerd op 31-10-2017

aanleg

betekenis & definitie

aanleg - Zelfstandignaamwoord
1. het aanleggen
De aanleg van het nieuwe vliegveld liep grote vertraging op
2. plantsoen
3. geneigdheid, talent, begaafdheid
Hij had een grote muzikale aanleg.
4. instantie
De zaak werd in eerste aanleg door de kantonrechter behandeld.

aanleg - Werkwoord
1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanleggen
♢... dat ik aanleg

Woordherkomst
Naamwoord van handeling aanleggen