Gepubliceerd op 31-10-2017

aangaan

betekenis & definitie

aangaan - Werkwoord
1. (inerg) betreffen, van belang zijn
Dat gaat hem zeker aan.
Het gaat niemand wat aan hoeveel ik verdien.
2. ergatief ingeschakeld worden
Het licht ging ineens aan.
3. ergatief in een zaak of relatie betrokken worden
Hij is daarna een relatie met haar aangegaan.

Woordherkomst
[1],[3] samenstelling van aan(voorzetsel) en gaan(werkwoord)
[2] samenstelling van aan(bijwoord) en gaan(werkwoord)

Antoniemen
[2] uitgaan